sympathische opwinding tijdens de verwerking van dysfore affect door jongeren met een hoog en laag familierisico voor depressie
jongeren met een hoog risico voor depressie hebben problemen bij het herstellen van hun eigen droevige stemming. Gezien het feit dat sympathische opwinding is betrokken bij zowel de ervaring en de regulering van affect, kan een atypisch patroon van opwinding een van de factoren zijn die bijdragen aan stemmingsherstelproblemen., In de huidige studie hebben we sympathische opwinding gemeten bij nooit depressieve jongeren bij een hoog (n = 56) en laag (n = 67) familierisico op depressie tijdens droevige stemmingsinductie en hebben we stemmingsherstel geïnstrueerd. Sympathische opwinding werd geïndexeerd door huidgeleidingsniveau (SCL) en cardiale pre‐ejectieperiode (PEP); stemming herstel resultaat werd geïndexeerd door Self‐rated affect. Jongeren met een hoog risico vertoonden verhoogde SCL tijdens de inductie van droefheid, die aanhield tijdens stemmingsherstel; jongeren met een laag risico vertoonden alleen verhoogde SCL tijdens stemmingsherstel., Verkorte PEP was alleen zichtbaar bij jongeren met een hoog risico en alleen tijdens stemmingsherstel. Bovendien voorspelde een verkorte PEP tijdens stemmingsinductie minder succesvol stemmingsherstel in de groep met een laag risico, maar niet in de groep met een hoog risico. De bevindingen suggereren dat: (a) depressie‐gevoelige jongeren verschillen van controle peers in patronen van sympathische reacties op emotionele stimuli, die hun vermogen om verdriet te verlichten kunnen aantasten, en (b) activeringspatronen verschillen tussen subsystemen (SCL vs.PEP) van sympathische activiteit, in combinatie met depressie risico status.