Articles

Watergate and the Constitution


Achtergrond

toen Richard Nixon in 1974 aftrad naar aanleiding van het Watergate-schandaal, was het pas de tweede keer in onze geschiedenis dat een afzetting van een President werd overwogen. Bijna elke actie die met betrekking tot de zaak werd ondernomen, had een zekere constitutionele betekenis. Het hier getoonde document behandelt een specifieke vraag: moet de speciale aanklager van Watergate een aanklacht indienen tegen de voormalige President?,het is twee pagina ’s van een drie pagina’ s tellend memorandum geschreven voor de Watergate special Prosecutor in augustus 1974, nadat Richard Nixon het presidentschap had afgetreden en voordat president Ford hem gratie verleende. (De derde pagina voegt nog een item aan de pro-aanklacht lijst en voegt een andere categorie, ” delay beslissing.het Bureau van de speciale aanklager werd in mei 1973 bij Executive Order opgericht en werd tweemaal geconfronteerd met de vraag of Richard Nixon moest worden aangeklaagd., De eerste keer was in maart 1974, toen de grand jury aanklachten van zeven Witte Huis aides voor meineed en belemmering van de rechtsgang uitsprak.President Nixon werd op dat moment benoemd tot een “niet-ingewijde medeplichtige” omdat Watergate speciale aanklager Leon Jaworski de grand jury adviseerde dat een zittende President naar zijn mening niet kon worden aangeklaagd. Hij is van mening dat de Juridische Commissie van het huis het geschikte orgaan is krachtens de Grondwet voor het onderzoek van bewijsmateriaal met betrekking tot de President.,het House Judiciary Committee zette zijn constitutionele mandaat voort en stelde vijf artikelen voor afzetting op, waarvan er drie in de zomer van 1974 werden goedgekeurd. Toen de President in augustus 1974 door het Hooggerechtshof werd gedwongen om bandopnames af te geven die zijn kennis van de doofpot onthulden, gaven zelfs zijn beste aanhangers in het huis toe dat ze zouden moeten stemmen voor afzetting. Op 9 augustus 1974 nam president Richard Nixon ontslag en werd Burger Richard Nixon.,voor de tweede keer werd het Openbaar Ministerie van Watergate dus geconfronteerd met de vraag of er al dan niet een aanklacht moest worden ingediend. Artikel I, lid 3, clausule 7 van de Grondwet bepaalt dat een persoon die door afzetting en veroordeling uit zijn ambt is gezet “niettemin vatbaar is voor aanklacht, proces, Oordeel en straf, volgens de wet.”Maar er zijn geen richtlijnen in de Grondwet over een president die is afgetreden. Het hier getoonde memorandum is typerend voor anderen in dit dossier. Het schetst de redenen voor en tegen het nastreven van een aanklacht tegen Richard Nixon., Het is afkomstig uit documenten met betrekking tot Richard M. Nixon, Records van de Watergate Special Prosecution Force, Record Group 460.

The Document

Memorandum van het Ministerie van Justitie houdende aanklacht tegen Richard M. Nixon Page 1

Record Group 460 Records of the Watergate Special Prosecution Force National Archives and Records Administration

Memorandum van het Ministerie van Justitie houdende aanklacht tegen Richard M., Nixon Page 2

Record Group 460 Records of the Watergate Special Prosecution Force National Archives and Records Administration

View: transcriptie

Article Citation
Gray, Leslie and Wynell Burroughs Schamel. “Constitutional Issues: Watergate and the Constitution.”Social Education 51, 2 (Februari 1987): 88-90.